A De A/Ä-Wechsel Ä A Ä.

Präsentation zum Thema: "A De A/Ä-Wechsel Ä A Ä."—  Präsentation transkript:

1 A De A/Ä-Wechsel Ä A Ä

2 Losse Begrippen Sterke werkwoorden Feesttenten Net als bij E/I Umlaut
Tegenwoordige tijd

3 Hoe herken je sterke werkwoorden?
Vraagje… Hoe herken je sterke werkwoorden?

4 Inderdaad! Voorbeelden:
fallen fiel gefallen schlafen schlief geschlafen lassen ließ gelassen laufen lief gelaufen

5 Vraagje… Hoe ging feesttenten ook alweer?

6 Feesttenten ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en

7 Wanneer doe je A/Ä-Wechsel?
Sterk Werkwoord? nee zoals altijd! ja Welke klinker in de stam? e anders a E / I Wechsel A / Ä Wechsel

8 Hoe doe je de AÄ-Wechsel?
ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en fahr fahr fahr fahr fahr fahr fahr en .. ..

9 Wanneer doe je A/Ä-Wechsel?
Sterk Werkwoord? nee zoals altijd! ja Welke klinker in de stam? e anders a E / I Wechsel A / Ä Wechsel

10 Welke klinker in de stam?
ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en Voorbeelden FALLEN ich falle du fällst wir fallen Sterk Werkwoord? Welke klinker in de stam?

11 Welke klinker in de stam?
ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en Voorbeelden FAHREN er fährt ihr fahrt wir fahren Sterk Werkwoord? Welke klinker in de stam?

12 Welke klinker in de stam?
ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en Voorbeelden HALTEN du hältest wir halten Sie halten Sterk Werkwoord? Welke klinker in de stam?

13 Welke klinker in de stam?
ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en Voorbeelden MACHEN er macht es macht ihr macht Sterk Werkwoord? Welke klinker in de stam?

14 Welke klinker in de stam?
ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en Voorbeelden ANFANGEN Karl fängt an Julia fängt an wir fangen an Sterk Werkwoord? Welke klinker in de stam?

15 Welke klinker in de stam?
ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en Voorbeelden LASSEN ich lasse du lässt sie (mv) lassen Sterk Werkwoord? Welke klinker in de stam?

16 Welke klinker in de stam?
ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en Voorbeelden ESSEN ich esse wir essen er isst Sterk Werkwoord? Welke klinker in de stam?

17 Welke klinker in de stam?
ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en Voorbeelden STEHLEN wir stehlen sie (ev) stiehlt ihr stehlt Sterk Werkwoord? Welke klinker in de stam?

18 Welke klinker in de stam?
ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en Voorbeelden LAUFEN er läuft ich laufe du läufst Sterk Werkwoord? Welke klinker in de stam?

19 Welke klinker in de stam?
ich du er/sie/es wir ihr sie Sie stam + e st t en Voorbeelden BLASEN wir blasen er bläst Sie blasen Sterk Werkwoord? Welke klinker in de stam?

20 Ook ‘stoßen’ krijgt een Umlaut!
Er is één uitzondering! stoßen! Ook ‘stoßen’ krijgt een Umlaut! Wanneer denk je?

21 Opdracht Kijk op bladzijde 81 in je tekstboek en lees paragraaf 2.4
Kijk daarna op bladzijde 82 verder en lees paragraaf 2.5